Foto: Priscilla du Preez – Unsplash
Ik doe al zo’n zes jaar onderzoek naar pesten op school. Als ik hierover vertel, delen mensen regelmatig hun persoonlijke ervaringen met mij. Ze denken terug aan die ene jongen in de klas die zo erg gepest werd, maar die ze niet durfden te helpen. Of aan dat meisje wat ze wel een beetje plaagden, maar “die vroeg er ook wel om”. Pesten is een onderwerp waar iedereen wel wat over te zeggen heeft.
Hoewel we door wetenschappelijk onderzoek steeds meer over pesten weten, merk ik tijdens zulke gesprekken dat er tegelijkertijd ook nog steeds veel misverstanden over pesten bestaan. Sommige van deze misverstanden zijn onschuldig, maar andere kunnen ervoor zorgen dat pesten niet op de juiste manier wordt aangepakt of dat de situatie zelfs erger wordt. In dit artikel ontkracht ik de vijf misverstanden over pesten die ik in de afgelopen jaren het meest ben tegengekomen.
1. “Pesters zijn heel impulsief en onzeker”
Hoewel sommige pesters – met name pesters die ook zelf gepest worden – misschien wel impulsief en onzeker zijn, laat onderzoek zien dat veel pesters juist heel bewust te werk gaan. Een van de belangrijkste redenen om te pesten is dat kinderen een hogere sociale status willen. Door te pesten, laten zij aan de rest van de groep zien hoe ‘cool’ en ‘stoer’ ze zijn. Daarbij kiezen pesters heel strategisch een slachtoffer uit: iemand die zich moeilijk kan verdedigen en die ook niet veel vrienden heeft. Zo kunnen zij zonder al te veel tegenstribbeling hun gang gaan. En gek genoeg werkt deze strategie: pesters worden meestal niet aardig of leuk gevonden, maar zijn wel populair.
2. “De pester moet gewoon flink gestraft worden!”
Dit wordt meestal gezegd door ouders van slachtoffers. Het is heel logisch dat ouders van kinderen die gepest worden, willen dat de pester streng gestraft wordt, maar het is de vraag of het pesten hierdoor ook daadwerkelijk afneemt. Sterker nog, soms wordt het pesten er juist erger door. Pesters die ondanks allerlei straffen toch nog doorgaan met pesten worden mogelijk nóg cooler gevonden.
In plaats van streng straffen, kunnen leerkrachten beter proberen de reactie van de omstanders – de kinderen die het pesten zien gebeuren – te veranderen. Deze omstanders bepalen namelijk of pesten daadwerkelijk leidt tot een hogere sociale status. Als de omstanders lachen of de pester aanmoedigen, voelt de pester zich gesterkt, maar wanneer zij het pesten afkeuren, bijvoorbeeld door het slachtoffer te verdedigen, dan krijgt de pester het signaal dat het pesten niet getolereerd wordt.
De meeste kinderen die zien dat er gepest wordt, willen hier graag iets aan doen, maar weten niet precies hoe. Vaak zijn zij bang om zelf gepest te worden als ze tegen de pester ingaan. Om pesten op te lossen, is het belangrijk dat deze omstanders leren hoe ze op een effectieve en veilige manier kinderen die gepest worden, kunnen helpen.
3. “Je moet de pester gewoon een klap verkopen, dan stopt het pesten wel!”
Ook dit goedbedoelde advies zet meestal geen zoden aan de dijk. Volgens de Zweedse onderzoeker Olweus is een belangrijk kenmerk van pesten dat er een machtsverschil tussen de pester en het slachtoffer is. Dit betekent dat de pester fysiek sterker is of bijvoorbeeld meer vrienden heeft dan het slachtoffer. Dit maakt het voor slachtoffers bijzonder lastig en soms zelfs ronduit onveilig om terug te slaan.
Wetenschappelijk onderzoek doet op geen enkele wijze vermoeden dat pesten stopt als het slachtoffer terugslaat. Sterker nog, het zou de situatie juist kunnen verergeren. Daarnaast wordt door het geven van dit advies de verantwoordelijkheid van het stoppen van pesten bij het slachtoffer gelegd (“als je maar genoeg van je afbijt dan stopt het wel”) en dat is wat mij betreft onwenselijk. Pesten is een probleem van de groep en moet ook in de groep worden opgelost.
4. “Pesten is vervelend, maar uiteindelijk word je er wel weerbaarder door”
Veel mensen geloven dat kinderen die gepest worden hier weerbaarder door worden. De achterliggende gedachte is dat kinderen die gepest worden het wel moeilijk hebben, maar hier uiteindelijk mee leren omgaan en daar de rest van hun leven profijt van hebben.
Hoewel het belangrijk is dat kinderen leren omgaan met tegenslagen en moeilijke situaties – die horen immers bij het leven – is het onwaarschijnlijk dat pesten hen weerbaarder maakt. Het eerder genoemde machtsverschil maakt het voor het slachtoffer heel lastig om zichzelf te verdedigen. Daarnaast is een ander kenmerk van pesten dat het keer op keer tegen dezelfde persoon gericht is. Het is de vraag of het daadwerkelijk goed is voor kinderen als ze telkens weer lastig gevallen worden en zich hier maar moeilijk tegen kunnen verdedigen.
Dit blijkt ook uit onderzoek: kinderen die gepest worden, voelen zich eenzaam, angstig en verdrietig. Deze negatieve gevolgen van pesten kunnen lang aanhouden. Zo hebben kinderen die gepest worden in hun latere leven vaker last van depressies dan kinderen die niet gepest worden.
5. “Oh, maar hij wordt niet ‘echt’ gepest!”
Het is erg lastig om te bepalen of kinderen ‘echt’ gepest worden. Pesters gedragen zich strategisch en pesten alleen als volwassenen, zoals ouders, er niet bij zijn. Vooral subtiele vormen van pesten zijn voor buitenstaanders moeilijk te detecteren. Daarnaast houden kinderen die gepest worden dit vaak voor zichzelf omdat ze zich schamen of bang zijn voor represailles van de pesters. Het kan daardoor heel lastig zijn om te bepalen of iemand echt gepest wordt, en al helemaal als de betrokkenen (pester, slachtoffer, leerkracht en klasgenoten) allemaal wat anders zeggen.
Uit onderzoek blijkt dat het ook niet uitmaakt of kinderen ‘echt’ gepest worden of niet: kinderen die het gevoel hebben gepest te worden, ervaren de negatieve gevolgen van het pesten, zoals angst en depressie. Dit laat zien dat pesten in sterke mate een subjectief verschijnsel is en dat de vraag of het wel ‘echt’ pesten is niet relevant is.
Conclusie
De meeste kinderen pesten omdat ze een hogere sociale status willen. De reactie van omstanders bepaalt of dat ook daadwerkelijk lukt en daarom moet pesten als een groepsprobleem beschouwd worden. Streng straffen of terugslaan werkt meestal niet, en heeft mogelijk zelfs een averechts effect, maar omstanders stimuleren om het pesten af te keuren en het slachtoffer te helpen werkt wél. Slachtoffers van pesten worden hier niet weerbaarder door, maar hebben hier juist vaak zelfs op latere leeftijd nog last van. Het maakt niet uit of kinderen ‘echt’ gepest worden of niet; als zij het gevoel hebben dat ze gepest worden dan ondervinden ze hier negatieve gevolgen van.
Een aangepaste versie van dit artikel verscheen ook in Psychologie Magazine.